- neerleggen
- {{neerleggen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen]poser (qc.) ⇒ 〈in horizontale positie〉coucher (qc., qn.)2 [afstand doen van; ook juridisch] déposer3 [doden] descendre♦voorbeelden:1 〈eufemistisch〉 een tegenstander neerleggen • descendre un adversaireiemands bevelen naast zich neerleggen • braver les ordres de qn.ik heb de sleutels op de tafel neergelegd • j'ai mis les clés sur la table¶ 〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 de boeken neerleggen • déposer le bilanik heb tien gulden moeten neerleggen • j'ai dû allonger dix florinsclausule, neergelegd in een contract • clause couchée dans un contratII 〈wederkerend werkwoord; zich neerleggen〉1 [+ bij][berusten] se résigner (à qc.)♦voorbeelden:1 zich bij de feiten neerleggen • se rendre à l'évidence
Deens-Russisch woordenboek. 2015.